Armoede in Vlaams-Brabant verschuift van ouderen naar jongeren

6 jaar geleden

Terwijl de afgelopen zes jaar in Vlaams-Brabant de armoede bij ouderen verminderde, is er een stijging van het aantal armen in de leeftijdsgroep 16 tot 24 jaar. Dat blijkt uit een studie door het Steunpunt Sociale Planning in opdracht van de provincie Vlaams-Brabant. 

Het armoederisico bij 65-plussers in Vlaams-Brabant daalde van meer dan 20 procent in 2011 tot 15,4 procent in 2016. Dat is  lager dan het algemeen armoederisico in ons land (15,5 procent). Dat heeft te maken met de verhoging van de bedragen van de minimumpensioenen en de toenemende participatie van vrouwen aan de arbeidsmarkt.

Het armoederisico bij 16-24-jarigen daarentegen steeg tussen 2011 en 2016. Zo maakt het aantal jongeren van 18 tot en met 24 jaar een steeds grotere groep uit binnen de leefloners. In 2016 ging het om een aandeel van 33 procent van alle leefloners.  Het armoederisico voor jongeren van 16 tot 24 jaar wordt geraamd op 21,2 procent. Het gaat vooral om jongeren die in steden wonen. Ze hebben vaak een migratie-achtergrond, een kwetsbare gezinssituatie en/of een laag opleidingsniveau.

Een van de regio's met de grootste armoede in Vlaams-Brabant is het voormalig industrigebied gebied rond de Zennevallei dat zich uitstrekt van Vilvoorde, Machelen en een gedeelte van Zaventem tot Drogenbos, Sint-Pieters-Leeuw en iets minder mate ook Halle. Ook Zellik, Strombeek-Bever en Liedekerke tellen veel armen. Buiten ons zendgebied gaat het om het centrum van Leuven en de stedelijke kernen van Diest en Tienen.