van_helmont.png

Winteropvang opent binnen enkele weken de deuren

din 8 nov 2022

Binnen enkele weken opent de winteropvang in Vilvoorde opnieuw de deuren in het voormalige Van Helmontziekenhuis in Vilvoorde. Mensen kunnen er terecht voor een warme maaltijd, een douche en een warm bed. Er zijn 12 bedden beschikbaar.

Omdat één op de vijf daklozen in ons land jonger is dan 26 jaar, geeft CAW Vilvoorde voorrang aan kinderen, al dan niet begeleid door hun ouders en aan jongeren. Daarnaast zijn ook vrouwen een prioritaire doelgroep. Voorgaande jaren waren het vooral alleenstaande mannen die werden opgevangen. “Iedere persoon die de nacht op straat moet doorbrengen is er één teveel. In eerste instantie willen we als stad alle vormen van dak- en thuisloosheid voorkomen, maar jammer genoeg blijft opvang noodzakelijk”, zegt schepen voor sociaal beleid en gelijke kansen Fatima Lamarti.

De winteropvang in Vilvoorde opent op 1 december de deuren. Tot eind maart is daar plaats voor daklozen. De opvang draait voor een groot deel op vrijwilligers, in combinatie met professionele hulpverlening ’s ochtends en ‘s avonds. De winteropvang is altijd op zoek naar extra vrijwilligers. De stad Vilvoorde droeg de coördinatie vorig jaar over aan het CAW Halle-Vilvoorde, maar investeert 40.000 euro in de opvang én stelt de locatie ter beschikking. Volgend jaar zal dat niet meer kunnen in de Vaartstraat, daarom wordt gezocht naar een duurzame oplossing om daklozen op te vangen.

Het CAW en de stad Vilvoorde denken aan een Housing First-begeleiding. “Daarbij krijgen mensen eerst een woning als startbasis voor een verdere begeleiding. Dit biedt mensen stabiliteit om van daaruit andere problematieken aan te pakken”, zegt Ingelise Gerritsen, inhoudelijk directeur wonen van CAW Halle-Vilvoorde. “Intussen hebben we in samenwerking met lokale besturen en woonactoren zeven panden ter beschikking. Die samenwerking op het terrein is noodzakelijk omdat er op de private woonmarkt te weinig betaalbare en geschikte woningen beschikbaar zijn voor de grote nood die er is.”