Steenokkerzeel richt vrijwilligerskorps op voor noodsituaties: “Had eerder al een groot verschil gemaakt”

De gemeente Steenokkerzeel sluit zich aan bij het nieuwe Vlaamse initiatief voor de oprichting van een vrijwilligerskorps dat kan worden ingezet bij noodsituaties. Daarmee behoort de gemeente tot de zestien lokale besturen in Vlaams-Brabant die zich eerder al officieel inschreven bij het Rode Kruis.

“Wij willen voorbereid zijn op crisissen waarbij extra handen nodig zijn,” zegt burgemeester Kurt Ryon (Klaver/N-VA). “Dit vrijwilligerskorps is uitdrukkelijk geen vervanging van politie of brandweer, maar kan wel een belangrijke tweede lijn vormen. Denk aan het vullen en uitdelen van zandzakjes, het leegmaken van kelders of zelfs het smeren van broodjes voor hulpdiensten.

De beslissing komt er na eerdere ervaringen met wateroverlast. Vooral de zware overstromingen van 24 mei 2018 en latere lokale ‘waterbommen’ maakten duidelijk dat de gemeentelijke diensten bij zulke gebeurtenissen baat zouden hebben bij bijkomende ondersteuning. “Toen hadden we echt handen tekort”, aldus Ryon. “Zo’n vrijwilligersploeg had toen al een groot verschil gemaakt.”

Het korps is in de eerste plaats bedoeld voor inzet binnen de eigen gemeente. “Het is dus niet de bedoeling dat we zomaar naar Wallonië trekken bij overstromingen,” verduidelijkt de burgemeester. “Maar lokaal kan dit voor ons een enorme meerwaarde zijn.”

Praktisch kader

Het initiatief wordt gedragen door Vlaanderen, dat met een budget van 1 miljoen euro per jaar instaat voor de financiering van de opstart van de gemeentekorpsen van minimaal 10 en maximaal 80 vrijwilligers per gemeente. Het Rode Kruis zorgt voor opleidingen en coördinatie. Elke vrijwilliger zal een EHBO-opleiding krijgen en om hen voor te bereiden op echte crisissituaties zal jaarlijks een simulatieoefening worden gehouden. Ryon besluit: “We wilden al twee jaar zo’n korps oprichten, maar zonder wettelijk kader was dat moeilijk. Het zal een dynamisch concept worden, op maat van onze dorpen. We gaan hier later nog uitvoerig over communiceren naar de inwoners toe.”